
Het Spreekijzer
#4– Georg Klein en Gert Gielis
Proeftuin Havermarkt – © Stad Geel
Niet alleen als actie, maar ook als begrip heeft ontharding veel verschillende lagen. In ‘Het Spreekijzer’ vragen we allerhande experts om hun gedachten over ontharding mee te geven.
"Make Geel Green Again", grapt duurzaamheidsambtenaar Georg Klein halverwege het gesprek. Maar achter de kwinkslag zit een doordachte missie: van binnenuit de stad stukje bij beetje groener maken. Samen met coördinator team Groen-Blauw Gert Gielis, vormt hij een gedreven tandem in het gemeentelijk landschap van Geel.
“In ons werk merken we de verschuiving van maatschappelijke focus. Klimaat en duurzaamheid maken minder vanzelfsprekend deel uit van het debat dan enkele jaren geleden. Het nieuwe meerjarenplan van Stad Geel wordt dit jaar nog goedgekeurd, maar zoals de tendensen overal ter wereld voelen we dat er andere speerpunten zijn.
Wat ons bezighoudt, is niet de vraag óf ontharding nodig is, maar hoe je mensen mee krijgt in dat verhaal. Want de grootste drempel voor ontharding blijkt niet de stenen zelf, maar het denken erachter. De overtuiging dat een nette, volledig verharde oprit ‘in orde’ is, is nog springlevend. Groen wordt nog te vaak geassocieerd met veel werk en rommel. Een geveltuin is welkom, zeker, maar zolang die bij de buurman ligt. Ontharden vraagt dus meer dan infrastructuur – het vergt een mentaliteitswijziging. En net daar begint een groot deel van ons werk.
Groen is meer dan esthetiek
Om die shift mogelijk te maken, hebben we de afgelopen jaren hard ingezet op samenwerking tussen stadsdiensten. Waar vroeger teams elk vanuit hun eigen expertise werkten in het domein van de openbare ruimte, zoeken we vandaag actief het overleg op. De teams mobiliteit, patrimonium, grijs en groen zitten samen aan tafel. Een voorstel voor ontharding of vergroening stuit zo minder snel op weerstand, zeker wanneer duidelijk gemaakt wordt waarom iets gebeurt: een boom in een te klein plantvak is geen duurzame keuze. Een schoolplein met meer schaduw maakt klassen koeler én kinderen rustiger.
En dat proces heeft gewerkt. Waar vroeger collega’s zich vragen stelden bij groen op speelplaatsen – vuile voeten, extra poetswerk – komen vandaag vanuit diezelfde diensten vragen voor gevelgroen of schaduw door bomen op nieuwe gebouwen. Het besef groeit dat ontharding en groen méér is dan esthetiek en dat het een verschil maakt voor de leefbaarheid in een stad.
We proberen met onze groenaanpak het goede voorbeeld te geven. Met projecten rond extensief maaibeheer, bloemenweides en borders met vaste, inheemse planten proberen we natuur opnieuw een plek te geven in het straatbeeld. Die aanpak inspireert en maakt nieuwsgierig – je merkt dat aan bewoners die vragen stellen over bloemenmengsels en het verschil tussen gazontypes. Maar lang niet iedereen is mee. Voor sommigen gaat het net iets te snel. Je moet niet vergeten, we komen uit een tijd waarin struiken 5 tot 6 keer per jaar ‘netjes’ geschoren werden. Wat bedoeld is als ecologische winst, wordt soms nog gezien als rommelig of onnatuurlijk. Daarom blijven we inzetten op uitleg en het opbouwen van draagvlak.
De juiste argumenten op het juiste moment
De overtuiging en volharding moet ook richting het beleid gebeuren. Dat vraagt cijfers, context, en het juiste momentum. Denk daarbij aan instrumenten zoals de Gemeente-monitor. Als uit zo’n bevraging blijkt dat burgers minder tevreden zijn over het groen in hun omgeving, is dat niet alleen een beleidsmatig signaal – het kan ook politiek wegen. Want uiteindelijk draait beleid om mensen meekrijgen. Als het draagvlak zakt, zal dat bij de verkiezingen te merken zijn.
Daarnaast verwijzen we ook actief naar engagementen die eerder ondertekend werden: de Green Deal, het Burgemeestersconvenant en ons Beleidsplan Ruimte. Niet als stok, maar als richtingaanwijzer. Ze helpen het beleid herinneren aan een gedeelde ambitie.
Kleine stappen, groot verschil
Voor ons zit vooruitgang soms in kleine dingen. Moet er een boom vervangen worden door ziekte, dan voorzien we ineens een ruimer plantvak voor de nieuwe boom. Een geplande heraanleg van een schoolomgeving kunnen we aangrijpen om verharding te verwijderen en biodiversiteit binnen te brengen. Dat kunnen we dan doen zonder lange procedures te moeten doorlopen, maar wel mét de nodige impact.
Ontharding blijft het mensenwerk. Zonder een sterk en eensgezind team blijft een goed idee vaak dode letter. Dat zie je soms in kleinere gemeenten, waar één deeltijdse ambtenaar al snel verdrinkt in andere taken. Het verschil maken vraagt vasthoudendheid én overtuiging. Weten waarom je iets wil, en het kunnen beargumenteren. Niet omdat het mooi oogt, maar omdat het bijvoorbeeld verkoelt of opvangt.
Kom uit je groene bubbel
De impact van ons werk laat zich pas over jaren écht meten. Toch zijn er al plekken waar we trots op kunnen zijn. Met name de speelplaatsen waar vroeger asfalt lag, en nu heuvels, bomen en wadi’s. Nog niet tot in de perfectie, maar wel dichter bij het stadsbeeld waar we zelf voor gaan. Tegelijk beseffen we dat het gevaar van de ‘groene bubbel’ reëel is: de neiging om vooral de successen te zien, en te vergeten dat de meerderheid van de bevolking die stap nog niet heeft gezet.
Net daarom geven we het stokje van Het Spreekijzer met overtuiging door aan Ellen Leysen van IOK, die het verhaal van ontharding verder mee uitdraagt in de Kempen.”
#3– Joke Flour & Iris Vande Walle
Niet alleen als actie, maar ook als begrip heeft ontharding veel verschillende lagen. In ‘Het Spreekijzer’ vragen we allerhande experts om hun gedachten over ontharding mee te geven. Na Annekatrien Verdickt van Filter Café Filtré in Brussel is het de beurt aan Joke Flour en Iris Vande Walle van Commons Lab. Via Tuinstraten in Antwerpen en de Kempen laten ze buurtbewoners volgens de commons-gedachte eigenaar worden van hun straat. ‘Zien ontharden, doet ontharden.’
Bij Commons Lab zien we onszelf als een laboratorium voor gemeenschappelijkheid en collectiviteit. We activeren burgers om collectief te experimenteren met een andere, meer duurzame manier om samen te leven. In die experimenten is er altijd een gemene deler, iets waar mensen zich rond organiseren en vervolgens samen beheren: een common. Dat kan iets tastbaars zijn zoals een deelauto of een samentuin, maar ook minder tastbare zaken zoals culturele tradities of kennis.
Er zit veel maatschappelijke innovatie in deze commons-initiatieven. Ze tonen aan dat niet alleen de overheid of de markt zaken in onze samenleving kunnen organiseren en beheren, maar dat burgercollectieven daar evengoed geschikt voor zijn. Als 'derde speler' zijn collectieven in staat om zaken die niet of niet goed beheerd worden terug te claimen als common, of wat nog niet bestaat zelf op te zetten. Commons Lab zet deze bottom-up praktijken in de kijker en ondersteunt daar waar mogelijk. Zo geven we de initiatieven de ruimte en het vertrouwen om te groeien.
Vanuit die invalshoek zijn we reeds meerdere jaren betrokken bij de organisatie van Tuinstraten: straten waarin burgers niet wachten op de overheid maar zelf het heft in handen nemen om de leefbaarheid te vergroten. Dat gaat daarbij niet over de grote infrastructuurwerken, maar over acties op privéterrein en kleine interventies op openbaar domein. Denk aan het aanleggen van geveltuintjes, het plaatsen van regentonnen of het planten van bomen in een berm.
Aanjager vs coach
Onze rol in het Tuinstraten-project is tweeledig. We zijn enerzijds aanjager en proberen beleidsmakers enthousiast te maken om ook in hun gemeente Tuinstraten te faciliteren. Recent maakten we met de hulp van verschillende subsidies, waaronder een Europese subsidie voor plattelandsontwikkeling, de sprong van Antwerpen naar de Kempen, waar we nu in 25 gemeenten telkens minstens twee Tuinstraten helpen opzetten.*
Daarnaast fungeren we als een soort coach voor de bewoners van die straten. Niet door enkel wat flyers uit te delen en te hopen op een goede afloop, maar door echt met hen een heel proces te doorlopen. Passend bij de commons-gedachte zien we de Tuinstraten als een kans om de buurt te verbinden. Met elkaar, door ontmoetingsmomenten op te zetten en samen aan de slag te gaan, maar ook met beleidsmakers, die betrokken worden bij de plannen en zo een beter beeld krijgen van wat er leeft in een straat.
Wij zien een Tuinstraat dus als een common. Een laagdrempelige, ongedwongen common weliswaar, waarin bewoners de straat als gemeengoed ontwerpen, inrichten en beheren.
De tegeltaxi in actie. © Commons Lab
Wat met de gewipte tegels?
Met Commons Lab ondersteunen we dat proces en denken we mee na over hoe we drempels kunnen minimaliseren. Een van die drempels is het materiaal dat vrijkomt bij een onthardingsactie op publiek domein. In Antwerpen ben je bijvoorbeeld verplicht om de tegels bij te houden. Maar niet iedereen heeft zelf de plaats om tegels op te slaan, of een tuin om de tegels als recupmateriaal in te verwerken. Vanuit die gedachte hebben we de Tegeltaxi en de Tegelbib in het leven geroepen. Met de Tegeltaxi zorgen we voor transport van het restmateriaal en in de Tegelbib slaan we de gewipte tegels op in de kelder van een kerk.
Stadsbesturen zijn zich er overigens vaak wel van bewust dat dit soort regelgeving niet logisch is in het licht van hun vergroeningsambities. Maar aanpassen kost tijd. Met de Tegelbib plaatsen we een subtiele kritische noot bij het beleid en sporen we ambtenaren aan om deze regels te herzien.
Het start bij een wildplukboeket
Zin om mee te werken aan een project als Tuinstraten is niet vanzelfsprekend in een straat. Het initiatief voor inschrijving komt vaak van een aantal trekkers, die vol enthousiasme in dat traject stappen. Daar tegenover staan even vaak ook mensen die zorgen hebben over wat die verandering met zich mee zal brengen. Wat met de parkeerplaatsen? En wordt dat groen niet snel ‘slordig’?
In de afgelopen jaren hebben we veel geluisterd en geleerd. We proberen met onze aanpak hun verlangen te doen groeien, ook bij de bewoners die niet direct staan te trappelen. Soms brengen we bij de start een wildplukboeket mee: daarin verwerken we planten die in de buurt groeien. Van de reactie van deelnemers op dat boeket kom je al veel te weten. Vinden ze het mooi, of zijn ze juist minder enthousiast?
In de plaatselijke bibliotheek, een lokaal café of bij iemand thuis organiseren we een eerste droommoment over wat de straat zou kunnen worden. Daarin komen de bezorgdheden en kansen bovendrijven. Ook hierin helpt het om te luisteren, vragen te stellen en mensen zich gehoord te laten voelen. Een verkeersprobleem is een veelgenoemde gemene deler: er wordt te snel gereden, of het verkeer in de straat is te druk. Groen kan een impact hebben op de verkeerssnelheid en daarmee een ingang bieden.
We moedigen iedereen vervolgens aan om een rol op te nemen. Misschien heb je geen groene vingers, maar wil je wel mee de parkeerplaatsen inventariseren? Dat kan! Of misschien kan je goed bakken, en wil je op de plantdag een taart of cake voorzien? Ook prima! Buren weten elkaar vaak te vinden in hun talenten. Doordat ze samen aan de slag gaan, groeit ook het eigenaarschap. En als de meest norse persoon uit de straat uiteindelijk dan toch ook besluit mee te doen, weet je dat je iets in gang hebt gezet.
Bloembollen tegen plant-angst
Als begeleider van een opstartende Tuinstraat ben je veel aan het afstemmen. Tussen buren én met de gemeente. Er zijn soms wel vier, vijf contactmomenten nodig voordat er een schop in de grond gaat. Maar dat is een proces dat zijn tijd nodig heeft. Naarmate er meer buurtmomenten zijn geweest, zie je bij sommige deelnemers ineens een switch: er wordt niet meer gedacht vanuit een eigen erf, maar vanuit het bredere perspectief. En als je eenmaal de eerste schop in de grond krijgt, zet dat van alles in werking. Zien ontharden, doet ontharden.
En dat is nodig, want we komen nog schrikbarend veel verharding tegen in onze projecten. In de Kempen spreken we van verkiezeling. Zoveel witte kiezels. Het lijkt wel of mensen tegenwoordig een soort plantenangst hebben. We zijn altijd blij als we in onze Tuinstraten samen met de buurtbewoners bloembollen planten in een geveltuin, op een graspleintje of in een berm. Dat lijkt ‘onnozel’ of een druppel op een hete kiezelplaat, maar het is vaak de eerste opstap naar meer groen. Vanuit die actie is er een ingang om het groen figuurlijk te laten groeien. Van bloembol naar bloeiende plant, van plant naar klimplant en een struik en -hopelijk- een (fruit)boom!
—
Met plezier geven we de estafette-stok van deze interviewrubriek door aan Gert Gielis van de groendienst van Stad Geel en zijn collega George Klein van de milieudienst. Zij zijn erg gedreven in het initiëren van verandering, op het terrein maar ook bij hun bestuur.
* Voor Tuinstraten in de Kempen ontving Commons Lab subsidies van de Vlaamse Landmaatschappij, de Provincie Antwerpen en lokale gemeentelijke subsidies samen met de Intercommunale Ontwikkelingsmaatschappij voor de Kempen (IOK).
#2 – Annekatrien Verdickt
Niet alleen als actie, maar ook als begrip heeft ontharding veel verschillende lagen. In ‘Het Spreekijzer’ vragen we ruimtelijke experts om hun gedachten over ontharding mee te geven. Tim Vekemans, bestuurslid bij Breekijzer en oprichter van architectuur- en onderzoekspraktijk RE-ST, gaf het stokje door aan Annekatrien Verdickt, mede-oprichter van Architectuurplatform Terwecoren-Verdickt en drijvende kracht achter Filter Café Filtré Atelier vzw. Zij pleit voor meer vrijheid om te kunnen experimenteren in de openbare ruimte. “In de straat komt alles samen.”
Mijn werk en mijn hoofd bevinden zich op twee sporen. Enerzijds ben ik lesgever en architect, en ben ik elke dag blij met de boeiende projecten die we met Terwecoren-Verdickt kunnen uitvoeren. Anderzijds ben ik overtuigd activist, die met interventies in de open ruimte in steden als Brussel een verschil probeert te maken op prangende knooppunten.
Het was ouderwetse verontwaardiging die mijn activisme aanwakkerde. De luchtkwaliteit bij de school van mijn kinderen bleek zodanig slecht dat PANO er in 2018 een reportage kwam maken. Op dat moment staat je wereld even stil. Als ouder wil je het beste voor je kind, en dan ineens blijkt zoiets essentieels als lucht een probleem te zijn. Uit die onvrede groeide een heuse burgerbeweging. Samen met andere ouders sloten we de straat van de school af om ons ongenoegen te uiten. Filter Café Filtré was geboren.
In de straat komt alles samen
Na enkele maanden besloten we dat enkel roepen niet voldoende was. Ons Atelier laat ons toe om ideeën ook in daden om te zetten. De focus ligt op ontwerpend onderzoek en daaraan gekoppelde acties in de publieke ruimte. Want de straat is voor ons een sleutelruimte in de transitie naar een leefbaardere stad. Thema’s als luchtkwaliteit, ontharding, inclusieve openbare ruimte voor ontmoeting, hitte-eilanden: alles komt samen in de straat.
Samen met buurtbewoners en ons team voeren we tijdens workshops een ontwerpend onderzoek uit naar wat hun straat kan zijn. Ontharding speelt hierin een fundamentele rol. Een gedachteoefening die we vaak doen heet ‘half-en-half’. Stel, de straatruimte heeft de halve breedte, en de rest zou je ontharden: wat doet dat met je straat? Met Photoshop vertalen we de ideeën vervolgens in realistische droombeelden. Het is voor veel mensen nog lastig om hun straat als iets anders te zien dan enkel ‘ruimte voor transport’.
Dat transport duwt ook nog eens het publieke leven achter de gevels. Dat blijkt des te meer als we tijdens onze jaarlijkse Open Streets in Molenbeek diverse straten een zomer lang afsluiten voor auto’s en teruggeven aan de buurtbewoners. Met tijdelijke beplanting, zitbanken en fietsinfrastructuur geven we de straat een andere inrichting. Met activiteiten moedigen we bewoners aan om naar buiten te gaan, elkaar te ontmoeten en de straat anders te gebruiken. Het sociale leven in de straat bloeit echt op in die periode.
We merken bovendien dat een actie geen groot gebaar moet zijn om iets in gang te zetten. Micro-interventies kunnen al veel veranderen. Een van onze eerste cases was tegelwippen. In een straat gedomineerd door auto’s hebben we samen met de bewoners tegels verwijderd en rozelaars geplant. Dit was onze eerste micro-interventie en als ik in die straat kom vind ik het na al die jaren nog steeds fantastisch om het resultaat te zien. De rozelaars zijn groot en de bloemen bloeien, dankzij de mensen die er samen zorg voor dragen.
Een warme/verhitte oproep
Ons tactical urbanism intervenieert in de publieke ruimte. Dat is normaal gezien het domein van de overheid. Met als groot voordeel dat wij de traagheid kunnen passeren die vaak bij besturen komt kijken. De ‘denk- en doe-kracht’ van burgers is niet te onderschatten en bevat veel potentie voor overheden.
In steden als Brussel is het probleem van de hitte-eilanden enorm groot. Tegelijkertijd is er te weinig discours en worden de klimaatdoelstellingen onder de mat geveegd. Het lijkt niet voor iedereen een prioriteit te zijn om met oplossingen voor een klimaatrobuuste stad te komen. Dus beschouw dit als een warme oproep aan overheden om te durven experimenteren. Schep een verwelkomend klimaat waarin burgers en burgercollectieven het initiatief kunnen nemen. Zij bieden de snelheid en creativiteit die nodig zijn om de transitie naar duurzamere steden in te zetten. Meer dan ooit heb je ze nodig om concrete oplossingen aan te reiken.
—
Annekatrien geeft de estafettestok van deze rubriek door aan Michèle Schor van Less béton, de Brusselse onthardingsvereniging. "Ons DNA klopt met dat van hen en we hebben regelmatig contact. Daar waar wij vanuit ons activisme willen dat zaken soms wat snel vooruitgaan, pakken zij de tijd en gaan grondig te werk. Hun systemische aanpak is interessant voer voor deze rubriek!"
#1 – Tim Vekemans
Niet alleen als actie, maar ook als begrip heeft ontharding veel verschillende lagen. In ‘Het Spreekijzer’ vragen we ruimtelijke experts om hun gedachten over ontharding mee te geven. Tim Vekemans, bestuurslid bij Breekijzer en oprichter van architectuur- en onderzoekspraktijk RE-ST, bijt de spits af met een pleidooi voor empathie, geduldigheid en keiharde euro’s.
Ik breek graag een lans voor het niet-bouwen. En dat is contra-intuïtief. Mensen hebben een verhardingsreflex in plaats van een onthardingsreflex. Om effectief te kunnen ontharden, moeten we eerst die initiële weerstand ertegen wegwerken. Dit vraagt een vorm van mentale ontharding, nog voordat het beton en asfalt kunnen volgen.
We werken daarmee aan een nieuwe cultuur: een onthardingscultuur. Deze draai van 180 graden is er een van de lange adem. Het is een utopie om te denken dat we de verhardingsdrang er snel uit gaan krijgen. Er is veel dialoog, geduld en empathie nodig om de bocht te kunnen maken. En we zien dat dit kan: in vijf jaar tijd zijn we al veel opgeschoven. Maar het gaat traag. Het is een oefening in ‘geduldig ongeduldig zijn’.
In die geduldige ongeduldigheid moeten we zoeken naar katalysatoren van dit proces. Daarbij denk ik aan het spreekwoord: ‘voor het geld danst de beer’. Er valt bij ontharding veel te besparen op zaken als heraanleg en onderhoud. De ecologische winst van ontharding spreekt voor zich, maar het vooruitzicht op die financiële winst zet de deur sneller open. En dat past dan weer in onze tijdgeest, waarin besparen een soort maatschappelijke opdracht is geworden. We leven ruimtelijk boven onze stand, er ligt meer verharding dan we kunnen betalen. Ontharden is een noodzaak.
Maar ontharden is tegelijkertijd ook een wit blad. We weten er vrijwel niks over. Ja, in de verhardingscultuur is veel kennis opgebouwd: we weten hoe we een weg moeten aanleggen. Maar hoe zorgen we ervoor dat deze verdwijnt, of er zelfs helemaal niet komt? Elk onthardingsproject is een onderzoek, waar we kennis en ervaringen op doen. Met Breekijzer zijn we nog maar twee jaar bezig. We zijn nog geen experts in ontharding - die zijn er nog niet. Maar we gaan hier wel experts in worden. Samenwerken met Breekijzer is daarom investeren in onderzoek naar ontharding.
—
Het Spreekijzer is een estafette-rubriek, die als een soort stokje wordt doorgegeven van de ene expert op de andere. Tim geeft het Spreekijzer door aan Annekatrien Verdickt van Architectuurplatform Terwecoren Verdickt. "Annekatrien is een collega-architect uit Brussel en tevens de drijvende kracht achter Filter Café Filtré Atelier vzw. Door ontwerpend onderzoek in de publieke ruimte ontwikkelen ze oplossingen voor zaken als betere luchtkwaliteit, verkeersveiligheid en meer leefbare en kindvriendelijke steden. Haar onderzoek gebeurt vaak in samenspraak met burgers en zet het vernieuwd gebruik van de straat centraal, iets wat mij persoonlijk erg aanspreekt. Ik ben dan ook erg benieuwd naar haar kijk op ontharding."